Ik ben voor mijn wekker wakker. ‘Zal ik nog even blijven liggen? Nee, ik ben al 2 weken niet geweest’. Ik kleed me aan en laat de hond uit. Ik krab ook alvast de autoruiten schoon. Terug binnen maak ik een thermoskan thee en ik laad mijn spullen in een tas. Ik pak mijn tas en loop naar de auto. Chips, mijn ramen zijn al opnieuw aan het bevriezen. Weer even krabben en dan naar het water.
‘Moeten’
Ik kom als laatste aan. De anderen zijn er al. Ze hebben zin om het water in te gaan. Ik kleed me uit en zie dan dat ik mijn thee vergeten ben. Balen. Ik zie er tegenop om het water in te gaan. Waar het eerder als een uitdaging was voelt het nu als een ‘moeten’.
Grenzen
Rustig ga ik het water in. Het is echt heel koud. Ik adem rustig door terwijl ik de kou voel snijden in mijn voeten. Ik laat me langzaam naar beneden zakken. En dan komt er ineens verdriet omhoog. Rauw pijnlijk verdriet. Het is alsof mijn hart roept ‘ik wil dit niet!’ Ik ben over mijn grens gegaan. De grens van wat goed voelt voor mij. Ik ga eruit en kleed me zo snel mogelijk aan. Tranen prikken achter mijn ogen. Ik zeg tegen een van de anderen dat ik meteen naar huis ga.
Thuiskomen bij mezelf
In de auto komen de tranen. Waar komt dit verdriet nu ineens vandaan? Meteen komt naar boven ‘ Je hebt behoefte aan warmte, aan zachtheid. En je forceert jezelf nu om iets te doen waar je op dit moment geen behoefte aan hebt. Je hebt niets te bewijzen. Je laat niemand in de steek. Blijf trouw aan jezelf.’ Dit voelt kloppend. Dit past bij deze periode, naar binnen keren, voelen en reflecteren. Lief lijf, Dank je wel dat je me hierbij helpt. Thuiskomen bij mezelf, met liefdevolle warmte en zachtheid.